Lezing op zaterdag 16 maart 2019 door Aloys van den Berk

Uitgesproken bij expositie georganiseerd door KEG Schijndel

Henk van Rooij (1938-2014)

Schilder beeldhouwer keramist

Dit is een feestelijk moment, allereerst voor Henk van Rooij en zijn werk, voor Kitty Doomernik zijn partner, voor zijn familieleden en voor zijn kunstenaarsvrienden waarvan er vanmiddag velen aanwezig zijn.

Dit boek en deze expositie zijn een eerbetoon aan vijftig jaar kunstenaarschap, een kunstenaarschap met drie pilaren: schilderkunst, beeldhouwkunst en keramiek.

Het boek heet Verlangen en Avontuur. Voor mij had het ook een ondertitel kunnen krijgen: Van moderniteit naar authenticiteit.

Je ziet in het boek een verschuiving, en dat ervaar ik als een mooie persoonlijke ontwikkeling van de vraag ‘Hoe kan ik een schilderij of beeld bedenken?’ naar de vraag ‘Hoe kan ik een werk laten groeien uit mijn eigen werk-, leef- en gevoelswereld?’.

Henk van Rooij was een man van weinig woorden, maar het was altijd duidelijk waar zijn toewijding lag: toewijding tot zijn eigen kunst, maar ook toewijding tot het vakgebied waarin zijn kunst kon ontstaan.

Ik heb het werk van Henk van Rooij leren kennen niet via een tentoonstelling of via een publicatie, dat zijn de normale manieren van kennismaking in mijn vakgebied, de wereld van het museum en de kunstgeschiedenis, maar op een heel praktisch manier.

De Krabbedans, de tentoonstellings- en kunstuitleen organisatie in Eindhoven, waar ik op dat moment werkte, had van de Gemeente Eindhoven de opdracht gekregen om het beheer over te nemen van een flink deel van de Gemeentelijke BKR- kunstcollectie.

Dat was een van de voorwaarden bij het beschikbaar stellen van de Witte Dame, het grote Philips fabrieksgebouw in het midden van de stad. Bij het selecteren van die kunstwerken in het depot van de Dienst Kunst en Cultuur zag ik een aantal frisse schilderijen, behoorlijk van formaat, abstract geometrische doeken in een stijl waar ik erg van hield, en houd.

Dat waren doeken van Henk van Rooij, een kunstenaar waar ik nog nooit persoonlijk kennis mee had gemaakt. En waarvan ik dit verrassende werk ook nog nooit in een boek of tijdschrift was tegengekomen.

Deze schilderijen, en een keuze daaruit is nu te zien op de lange blauwe wand bij de trap, zijn naar de Krabbedans gebracht en hebben daarna jarenlang gefunctioneerd in de kunstuitleen voor bedrijven. Om toestemming te verkrijgen of die werken deel mochten uitmaken van de uitleencollectie had ik Henk van Rooij uitgenodigd om naar de Krabbedans te komen. Zo is de eerste kennismaking met Henk, en natuurlijk meteen met Kitty Doomernik, zijn partner, tot stand gekomen.

Henk vertelde me, na mijn verbazing opgemerkt te hebben dat deze schilderijen van zo’n dertig jaar geleden, zo onbekend gebleven waren dat er wel degelijk belangstelling voor was geweest. Museumdirecteur Jean Leering was enthousiast over deze doeken maar was teleurgesteld bij een tweede atelierbezoek een half jaar later.

Henk ’s werk was al weer in een andere fase terecht gekomen. De mogelijkheden van dat genre van schilderen, de abstract geometrische, waren door hem verkend en hij zocht al weer de grenzen op om nieuwe ontdekkingen te doen in zijn schilderijen.

Voor hem was de beeldende kunst geen min of meer wetenschappelijk laboratoriumonderzoek. Het werken in het atelier was direct verbonden met zijn eigen verhaal, met zijn eigen ontwikkeling en groei, en dat betekende onverbiddelijk dat er veranderingen plaats vinden, en sommige veranderingen kwamen onverwacht en brachten andere materialen, andere kleuren en andere combinaties met zich mee.

Deze behoefte naar een grotere vrijheid combineerde hij wel met een grote ernst en de overtuiging dat zonder een volledige toewijding dit vak van beeldend kunstenaar niet goed beoefend kan worden.

Die toewijding was voor hem veel duidelijker dan voor veel van zijn collega’s omdat hij autodidact was. Als arbeidersjongen uit een eenvoudig gezin in Eindhoven vond hij de weg naar de kunst niet via een academieopleiding maar via de ambachtschool, met als specialisatie huisschilder, via allerlei kortstondige banen en via werk in een drukkerij met een opleiding in de avonduren.

Zijn voorbeelden in de kunst vond hij via tentoonstellingen, atelierbezoeken en via vriendschappen met kunstenaars als schilder Willem Adams. Henk van Rooij kon ontsnappen aan die voor hem knellende band van gewoon werk op het moment dat hij werd uitgenodigd om deel te nemen aan de plaatselijke BKR regeling van de Gemeente Eindhoven. Door verschillende exposities was duidelijk geworden wat zijn kwaliteiten als beeldend kunstenaar waren. Dat die uitnodiging voor hem van levensbelang is geweest is ook duidelijk doordat hij zich jarenlang heeft ingezet om professionele kunstenaarsinitiatieven en vakbondswerkzaamheden te ondernemen en te ondersteunen. Hij heeft als serieus vakman vorm willen geven aan een professioneel kunstklimaat. Hierin zie ik ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel. De wereld waarin hij zijn vrijheid en zijn bestemming vond kon niet zo maar uit zich zelf bestaan, zij moest opgebouwd en ondersteund worden.

Als beeldend kunstenaar was Henk van Rooij nooit een vloeiend talent, hij moest worstelen met zijn materialen , met zijn handen, maar ook worstelen met de overheersende artistieke modes. Dat heeft een bijzonder en eigenzinnig kunstenaarschap opgeleverd, in een roerig en steeds veranderend kunstklimaat

Er is nog een andere reden waarom voor mij dit werk en dit boek belangrijk is. Ik denk dat Henk van Rooij met zijn medekunstenaars en generatiegenoten als Willem Adams, Jacques Scheepens, Theo van Keulen, Leon Adriaans, Johan Claassen, Thijs van Kimmenade, Mariëtte van Erp en Jan de Bie direct verbonden zijn door hun werk en hun karakter met die grondlegger van de moderne kunst uit Nuenen, die drukke man met dat rode baardje die steeds maar met zijn schetsboek en schildersezel het landschap rondom Nuenen en Eindhoven verkende. Vincent van Gogh. Wat deze kunstenaars verbindt is hun koppige behoefte om de persoonlijke en maatschappelijke beperkingen te overwinnen in hun werk , onder meer door aan de slag te gaan met de motieven die geboden worden door hun eenvoudige omgeving, door het vlak achter het tuinhek gelegen platteland en door het weergeven van hun eigen worstelingen in directe relatie tot de plattelands- of stadscultuur. Deze kunstenaars werken in een hardnekkige Zuid-Nederlandse vorm van een Noord-Europese kunsttraditie.

Zo bleef Henk van Rooij lange tijd zowel schilder EN beeldhouwer en hij wilde beide disciplines niet loslaten maar combineren. En dat is een gecompliceerde zaak. Schilderijen en sculpturen in één kunstwerk worden bij Henk van Rooij bewust vaak geen eenheid. Er is een conflict tussen de verschillende onderdelen, zij schuren. Grillig. Maar er zijn ook momenten waarop je ziet dat er een eigenzinnige harmonie ontstaat, zoals in een aantal van de slingertekeningen, tussen de beeldbouwkundige fundamenten in de ondergrond en een levendig en kleurrijk handschrift.

Het zijn kunstwerken waarin de gestroomlijnde stadscultuur het niet wint van de natuur en van de menselijke realiteit. Het zijn kunstwerken waarin de realiteit het wint van de utopie.

Op een mooie manier is zo’n spanning ook te zien in de twee grote schilderij-installaties hier naast mij. Op elk doek wordt een gesprek gevoerd tussen twee personen. Die gesprekken zijn soms venijnig, soms liefdevol, soms schreeuwend, soms achterdochtig, soms hoekig, soms grappig, soms krijsend. Gesprekken vol emotie en nooit onverschillig. Al die gesprekken zoemen na, er is geen eenduidig antwoord. Maar samen zijn zij een duidelijke weergave van de stemmen en stemmingen om ons heen.

Ik vermoed dat de ontdekking van de kleurrijke keramiek in de jaren ’90 een grote bevrijding opgeleverd heeft.

In de keramiek kon Henk van Rooij sculpturale vormen en kleurrijke oppervlaktes mooi met elkaar verbinden. En dan is er altijd dat magische moment waarop de oven geopend wordt en waarop de kunstenaar kan zien of het wonder van het samenvloeien van vorm en kleur thuishoort in Renkum of in het verafgelegen Lourdes. En wat hij ook mooi kwijt kon in de keramische werken is de spot, de ironie, en de erotiek.

In het boek zijn veel portretten van hem opgenomen en als je goed kijkt zie je dat er vaak een lichtelijk ironische en vriendelijke glimlach is naar de fotograaf en naar zijn omgeving, een monkelen. Ik denk dat dat ook zijn persoonlijke gang door het leven uitbeeldt: van ernstig en geëngageerd kunstenaar die te midden van zijn collega’s wil werken naar een zelfbewuste beeldenmaker die overtuigd is van zijn eigen bijdrage maar die deze bijdrage ook licht spottend kan plaatsen in een vaak opgewonden kunstwereld.

In deze tentoonstelling is helaas geen plaats voor de grotere installaties met de paardenhoofden zoals ik die ooit zag in de Germinahof, een tentoonstelling waar ik goede herinneringen aan heb. Gelukkig zijn deze beelden mooi gedocumenteerd in het nieuwe boek.

Deze paarden die ik zag in Sterksel zijn niet de elegante dieren die we voorbij zien dansen tijdens een dressuurproef met Ankie van Grunsven. Het zijn de werkpaarden, beesten van de boerderij, waarmee het land wordt bewerkt. Zij hebben een eigen elegantie die je pas ziet als zij aan het werk zijn, als hun kracht en hun gehoorzaamheid worden omgezet in pk’s.

Gelukkig is er wel plaats voor een aantal kleinere keramische ‘tableaux vivant’s’ in de vitrines hier om de hoek. Ik bezit zelf zo’n klein en kleurrijk sculptuurtje: van een dame in bad. Als ik deze dame zou willen leren kennen dan moet ik niet naar een nieuw nummer van het modetijdschrift Vogue grijpen. Ik heb meer kans om kennis met haar te maken op de jaarlijkse Landbouw werktuigendagen in Liempde. Dagen waarop de echte professionals aan het werk zijn. Vrouwen van vlees en bloed die voor geen kleintje vervaard zijn. Steunpilaren die zorgen voor duidelijkheid in een grillige wereld.

Zoals ik eerder zei kosten de werken van Henk van Rooij, zoals bij alle goede kunstenaars, inspanningen, inspanningen om precies te pakken te krijgen waarom deze werken voor ons als kijkers zo boeiend blijven. Een van de schrijvers in dit boek noemt dat heel pakkend ‘mentale botsingen’ tussen beeld en kijker.

Deze expositie en dit boek staan garant voor veel mentale en boeiende botsingen. En met dit overzichtelijke boek en de mooi ingerichte tentoonstelling wordt het ons veel gemakkelijker gemaakt om Henk van Rooij’s wereld van Verlangen en Avontuur te betreden. Voor mij heeft het boek al veel kijkgenot opgeleverd en ik ben ook nieuwsgierig geworden naar de ontwerptekeningen en de schetsen waarvan er enkele zijn afgebeeld.

Zoals ik al gezegd heb is de expositie ingericht door Kitty Doomernik die daarmee enorm veel werk verzet heeft. Waarvoor complimenten en straks een extra en warm applaus voor haar jarenlange toewijding.

Zonder een vormgever en zonder een uitgever is een mooi boek als dit niet mogelijk: Theo Barten, is zowel de grafische vormgever van het boek als de uitgever via zijn uitgeverij Narwal, uit Den Bosch, in samenwerking met Stichting Kunst-En.

Voordat ik ga afsluiten door het voorlezen van een korte tekst nog twee opmerkingen:

veel organisaties zoals die door kunstenaars als Henk van Rooij zijn opgezet zijn verdwenen. Zo zijn in Eindhoven zowel de Krabbedans als Museum Kempenland opgeheven. Gelukkig bestaan hun collecties nog en zwerven hun publicaties nog rond. Ik ben er van overtuigd dat er beslist weer een moment komt waarop allerlei jonge kunstenaars nieuwe samenwerkingsverbanden aangaan en organisaties als Germinahof en de Fabriek als voorbeeld gaan gebruiken.

Een tweede opmerking: gisteren zag ik via het Youtube kanaal een recente lezing van een door mij erg gewaardeerde collega van een Amerikaan museum. Zij vertelde dat voor haar de tijd was aangebroken om weer op zoek te gaan naar authentieke kunst en authentieke kunstenaars.

Zij vertelde dat haar museumwereld de laatste 20 jaar zo op z’n kop was gezet door elkaar tegensprekende theorieën en door veel noodzakelijke inhaalbewegingen dat door de vele bomen het bos niet meer te zien was. Terwijl zij dat zo min of meer aarzelend uitlegde dacht ik: wat zij nodig heeft is dit boek.

Nu wil ik afsluiten met het voorlezen van enkele regels van het achterplat van het boek:

‘Henk van Rooij was bepaald geen man van het woord. Zijn medium was het beeld. Zwijgzaam werkte hij aan een oeuvre dat zichzelf telkens weer vrij maakte, zodra de banden van een genre of techniek als knellend werden ervaren. Zo evolueerde hij als schilder naar een ruimtelijk kunstenaar en uiteindelijk als keramist, met werken die vanzelfsprekend, vaak vrolijk en soms spottend op je afkomen. Werk dat staat, en dat zal blijven doen, mede dank zij dit boek dat dankzij zijn vrouw en zijn vrienden tot stand is gekomen’.

Ik wens U allen veel plezier toe bij de tentoonstelling en ik ben er van overtuigd dat velen van U er voor willen en kunnen zorgen dat het boek goed verspreid wordt.

Aloys van den Berk
Eindhoven
15 en 16 maart 2019